Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar nu, dewijl [35]het niets is, dat [36]Zijn toorn [Job] [37]bezocht heeft, en Hij [38][hem] niet zeer in overvloed doorkend heeft; 35. Dat is, een zeer geringe straf, ten aanzien van hetgeen Job verdiend had. Elihu dit sprekende, keert zich tot de omstanders. 36. Dat is, Gods toorn. 37. Zie Gen.21:1. 38. Te weten, God. Sommigen zetten vs.15 aldus: Maar omdat zijn toorn [Job] niet bezocht had, en hij in groten overvloed dien niet gekend had, enz. Verstaande dit van Jobs voorgaanden voorspoedigen staat, en dat hij derhalve uit ongewoonte van tegenspoed ongeduldig gesproken had.